Uitspraakregels Duits (in de tekst cursief)
In het Duits wordt de u als oe uitgesproken. Staan er twee puntjes boven de ü, (de zogeheten Umlaut), dan spreekt men een uu. De Umlaut wordt ook voor de a en o gebruikt.
Een ezelsbruggetje: als er geen Umlaut op de u staat, staat er niets boven dus blijft je stem laag. Bijvoorbeeld: die Kuh (de koe) die Koeh.
Staat er wel een Umlaut, dan gaat je stem omhoog. Bijvoorbeeld: dürfen (mogen) wordt duurfen.
Verdere uitspraakregels:
ei = ai > eins (1) ains
ä = e of ee > Gäste (gasten) Késte of nächsten (volgende) néchsten
eu = oi > euch (jullie) oich
ö = eu > Größe (grootte) greusse, schön (mooi) sjeun
De che als iech mich [ miech ] of ach dach [ Dàch ]
De g spreek men uit als Kh der Garten – [ deer Khartun ]
S voor een p of een t spreek je uit als sch [zoals in het Nederlandse chocolade] bijvoorbeeld in sport [ sjport ]
S spreekt men voor een klinker uit als [ z ] Sand – [ Zant ]
Z spreekt men uit als [ ts ] zu – [ tsoe ]